leidenlawblog

Internationale kinderrechten: blijvend van belang voor de hele wereld

Internationale kinderrechten: blijvend van belang voor de hele wereld

Reflecties ter gelegenheid van 10 jaar UNICEF-leerstoel Kinderrechten.

Op 15 maart 2022 bestaat de UNICEF-leerstoel Kinderrechten aan de Universiteit Leiden tien jaar. Een goed moment om te reflecteren op deze leerstoel gericht op internationale kinderrechten, een rechtsgebied dat voortdurend in beweging is en bepaald niet aan belang heeft ingeboet.

Ruim tien jaar geleden vonden de Universiteit Leiden en UNICEF Nederland elkaar in de wens om een leerstoel in te stellen die zich richt op wetenschappelijk onderzoek en onderwijs op het terrein van internationale kinderrechten. Het idee was om werk te maken van dit relatief jonge rechtsgebied, dat zich in een rap tempo ontwikkelde, en zo in het gat te springen dat universiteiten in Nederland hadden laten ontstaan. Wetenschappelijke kennis over internationale kinderrechten was (en is nog steeds) hard nodig om de rechten en belangen van kinderen wereldwijd te beschermen. Eerder hadden UNICEF België en de Universiteit van Antwerpen een vergelijkbaar initiatief genomen, een samenwerking die inmiddels weer is beëindigd. Met behulp van het Leids Universiteitsfonds (LUF) werd een speciaal fonds opgericht om de UNICEF-leerstoel financieel te ondersteunen. De Leidse Faculteit der Rechtsgeleerdheid, in het bijzonder de afdeling Jeugdrecht, diende als basis voor deze ‘gewone’ en voltijdse leerstoel.

Op 15 maart 2012 had ik het voorrecht om te mogen beginnen als kersverse en eerste UNICEF-hoogleraar. Samen met vele anderen in Leiden en daarbuiten kon ik gaan bouwen aan een kenniscentrum voor internationale kinderrechten. Tien jaar verder is het goed om stil te staan bij de vraag waarom een leerstoel als deze van belang is en waarom het goed zou zijn als er meer UNICEF-leerstoelen zouden komen in de wereld.

Internationale kinderrechten als rechtsgebied in onderzoek

Internationale kinderrechten vindt als rechtsgebied zijn basis in het VN-Verdrag voor de Rechten van het Kind (ook wel het VN-Kinderrechtenverdrag of IVRK) dat in 1989 werd aangenomen en een jaar later in werking trad. Inmiddels hebben 196 landen zich verbonden aan dit verdrag waaruit de juridische verplichting voortvloeit om de rechten van ieder kind te respecteren, te verwezenlijken en te beschermen. De Verenigde Staten is de enige VN-lidstaat die het IVRK niet heeft omarmd, al hebben zij zich wel aangesloten bij de twee inhoudelijke facultatieve protocollen bij het IVRK die gaan over de bescherming van kinderen in gewapende conflicten en de bescherming van kinderen tegen verkoop, kinderprostitutie en kinderpornografie. Internationale kinderrechten zijn daarmee van belang voor kinderen in de hele wereld.

Sinds het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw heeft het juridisch kinderrechtenkader zich in een rap tempo verder ontwikkeld, op internationaal (VN), regionaal en nationaal niveau. Anno 2022 is sprake van een complex en dynamisch kader dat in toenemende mate doorwerkt in nationale rechtsstelsels (zie bijv. Kilkelly, Lundy & Byrne 2021). De mate waarin het internationale kinderrechtenkader maatschappelijke impact heeft, is afhankelijk van vele factoren, maar het is duidelijk dat die impact er is en dat die zich ook heeft vertaald in concrete resultaten voor kinderen (zie bijv. Arts 2014).

Het is juist vanwege het complexe en dynamische karakter van het kinderrechtenkader dat er grote behoefte is aan specifieke aandacht voor internationale kinderrechten in wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Wat het onderzoek betreft, is duidelijk dat zowel de wetenschap als de praktijk anno 2022 nog steeds volop bezig zijn met het leren begrijpen van de implicaties van het juridisch kader. Hoewel er een grote en groeiende hoeveelheid relevant onderzoek wordt gedaan, zijn er nog steeds veel vragen te beantwoorden en is nog steeds sprake van een groot gat in onze kennis over de rechten van het kind. Zo is er bijvoorbeeld nog veel onduidelijk over het recht van kinderen op toegang tot het recht (access to justice; Liefaard 2019), het recht op vrije tijd en spel (art. 31 IVRK) en politieke rechten van kinderen. Eerder werd al gesignaleerd dat studies naar de (rechts)positie van kinderen op nationaal niveau vaak vanuit andere rechtsgebieden worden ingestoken, bijvoorbeeld vanuit het familierecht of strafrecht, waardoor een specifieke en voldoende diepgaande kinderrechtenanalyse ontbreekt (Kilkelly & Liefaard 2018). Ook is er behoefte aan meer rechtsvergelijkende studies, bijvoorbeeld tussen landen rondom de implementatie van specifieke kinderrechten (Liefaard 2020), tussen de verschillende kinder- en mensenrechteninstrumenten (zie bijv. recent Veerman 2022) en tussen internationale kinderrechten en andere internationale rechtsgebieden, zoals internationaal humanitair recht, internationaal privaatrecht en internationaal arbeidsrecht. Onze kennis over de rol en betekenis van kinderrechten in de samenleving kan voorts worden vergroot door middel van een sterkere verbinding met aangrenzende onderzoeksterreinen als transitional justice, recht en ontwikkeling (law and development) en recht en samenleving (law and society; zie bijv. Hopman 2021).

Daarnaast blijkt meer en meer dat kinderrechten van betekenis zijn voor allerlei nieuwe terreinen die tijdens de totstandkoming van het Kinderrechtenverdrag niet of nauwelijks in beeld waren. Gedacht kan worden aan digitale en andere technologieën, biomedische vraagstukken (bijv. rondom medische behandeling en onderzoek, vaccinaties, kunstmatige voortplanting en draagmoederschap), en klimaatverandering. Ten aanzien van deze en vele andere ‘nieuwe’ terreinen spelen kwesties rond bescherming, participatie en het zelfbeschikkingsrecht van kinderen. Het kinderrechtenkader wordt ook gebruikt door kinderen zelf of door hun vertegenwoordigers om bepaalde hedendaagse problemen op scherp te stellen en meer verantwoordelijkheidsbesef bij verdragsstaten af te dwingen. Gedacht kan worden aan de verantwoordelijkheid van staten voor de bescherming van kinderen die vastzitten in Noord-Syrië, omdat hun ouders betrokken waren bij IS (Duffy 2021), of aan kwesties rondom de rol van niet-statelijke actoren, waaronder het bedrijfsleven en zorgaanbieders. Ook de recente klimaatzaak behandeld door het VN-Kinderrechtencomité is een treffend voorbeeld hiervan. Hoewel het Comité de kinderen, die de zaak hadden aangebracht, niet ontving in hun klacht, overwoog het wel dat staten verantwoordelijk kunnen zijn voor de negatieve gevolgen van klimaatverandering als gevolg van hun handelen, ook over de grenzen van hun land heen (Wewerinke-Singh 2021). Dit alles laat zien dat de interpretatie en toepassing van internationale kinderrechten vragen om voortdurende reflectie en aandacht in wetenschappelijk onderzoek.

Kinderrechtenonderwijs

Vanuit dat onderzoek is het vervolgens van groot belang dat studenten en professionals worden opgeleid en getraind om internationale kinderrechten toe te passen in de praktijk. Ook op dit punt is er sinds de komst van het VN-Kinderrechtenverdrag veel gebeurd. Tegelijkertijd is er nog steeds sprake van een grote kennisachterstand bij juridische en andere professionals, wereldwijd, en is het aantal universiteiten dat binnen het curriculum aandacht besteed aan internationale kinderrechten zeer beperkt. Als er al aandacht aan kinderrechten wordt besteed, is dit vaak beperkt tot een keuzevak of aanbod dat voorbijgaat aan de juridische dimensie of te weinig gelegenheid biedt voor verdieping en kritische reflectie. Hoewel het zonder meer zo is dat kinderrechtenonderwijs (en ook -onderzoek) niet kan zonder een interdisciplinaire benadering, mag niet worden voorbijgegaan aan het gegeven dat internationale kinderrechten hun basis vinden in een juridisch kader. Daarmee is de bijdrage vanuit het juridische wetenschappelijk domein onontbeerlijk, ook in onderwijs dat zich richt op niet-juridische studenten, zoals psychologen en pedagogen, medische professionals, maatschappelijk werkers of leraren. Er zou met andere woorden voldoende aandacht voor kinderrechten moeten zijn in de opleiding en training van (toekomstige) professionals, waarbij juridisch kennis wordt verbonden met kennis vanuit andere wetenschappelijke disciplines. Het is duidelijk dat universiteiten en hogescholen hier een sleutelpositie innemen.

Een UNICEF-leerstoel op ieder continent

De UNICEF-leerstoel Kinderrechten aan de Universiteit Leiden heeft de gelegenheid geboden om, samen met vele anderen, onderzoek en onderwijs te ontwikkelen waarin complexe en actuele kinderrechtenvraagstukken centraal staan. Daarmee kan richting worden gegeven aan de praktijk over hoe internationale kinderrechten effectief en duurzaam te implementeren. De afgelopen tien jaar heeft geleerd dat een dergelijke benadering veel kan opleveren, vanwege de gerichte focus op dit rechtsgebied, maar ook vanwege de intensieve samenwerking met een sterke, maatschappelijke partner als UNICEF. Het is dan ook heel mooi dat deze samenwerking de komende jaren doorgaat.

Daarnaast is een belangrijke meerwaarde van een leerstoel als deze dat vanuit een vrije, onpartijdige en onafhankelijke positie kritisch kan worden gereflecteerd op de betekenis van internationale kinderrechten voor kinderen in hun specifieke omgeving of context. Juist in een tijd waarin de rechten en belangen van kinderen voortdurend onder druk staan door mondiale crises als gevolg van een pandemie, geopolitieke conflicten, inclusief de recente oorlog in Oekraïne, en ideologieën die de waarde van mensenrechten en daarmee kinderrechten ter discussie stellen, is het van groot belang knowledge hubs als deze te koesteren. Ik zou wensen dat meer universiteiten dit voor kinderen en daarmee ook voor toekomstige generaties zo wezenlijke vakgebied omarmen. Waarom niet een UNICEF-leerstoel Kinderrechten op ieder continent? Zou dat niet prachtig zijn?

0 Comments

Add a comment