leidenlawblog

Mensenrechten als vangrail: het liberalisme in tijden van Corona

Hoe kan het liberalisme juist in tijden van Corona onze leidraad vormen?

This blog is in Dutch, because it is a response to Dutch news and Dutch politics.

Onlangs werd door publicist Arjen van Veelen (onder andere) de vraag opgeworpen of het liberalisme de Coronacrisis gaat overleven. Als men het liberalisme beschouwt als het theoretische fundament waarop onze rechtsstaat en de daarbij behorende mensenrechtelijke verplichtingen zijn gestoeld, zou men echter kunnen beweren dat het liberalisme juist onze leidraad kan vormen in tijden van Corona.

Het liberalisme biedt ons namelijk aanknopingspunten om passende maatregelen te nemen, waarbij desalniettemin zowel de waardigheid als de vrijheid – die elk individu op voet van gelijkheid met zijn medeburgers dient te genieten – voldoende in acht wordt genomen. Ik zal dit illustreren aan de hand van twee prangende kwesties: de verdeling van schaarse zorgmiddelen bij deze gezondheidscrisis en de mogelijkheid om maatregelen te nemen om de verdere verspreiding van het virus te voorkomen. Betoogd zal worden dat de relevante mensenrechtelijke kaders in deze tijden juist bij dit soort kwesties houvast geven. Het afwijken hiervan kan daarom niet gerechtvaardigd worden met een veronderstelde noodzaak, maar is een door en door politieke keuze.

De vier ideeën van het liberalisme

Eerst moeten ons echter afvragen: wat is het liberalisme en wat is de verhouding tussen het liberalisme en de mensenrechten? Volgens Edmund Fawcett berust het liberalisme op vier ideeën. Allereerst gaat het liberalisme ervan uit dat maatschappelijke conflicten onvermijdelijk zijn. Daarom is er een passend regelsysteem nodig om deze conflicten in goede banen te leiden. Een regelsysteem, dat passend is in deze zin, dient aan een aantal voorwaarden te voldoen. Dat brengt ons bij het tweede idee van het liberalisme: binnen zo'n regelsysteem moeten machtsconcentraties voorkomen worden. Geen alleenheerschappij door deze of gene dictator of een conglomeraat van grootbedrijven, maar juist diverse instituties met een publiek karakter, die elkaar in evenwicht houden en waarbij de burgers beslissende inbreng hebben. Als logisch gevolg van dit aldus vormgegeven regelsysteem heeft elk individu bepaalde rechten ten opzichte van maatschappelijke instituties, zoals de staat. Zij zijn beschermd tegen institutionele bemoeienis die hun rechten schendt én daarnaast beschermen instituties hen tegen hun medeburgers. Deze individuele rechten binnen een regelsysteem waarin machtsconcentraties voorkomen worden, zorgen ervoor dat liberale staten rekening dienen te houden met het levensplan van elk individu. Dit is het derde idee van het liberalisme: wie of wat je ook bent – of je nu tot de meerderheid of de minderheid behoort – iedereen doet ertoe. Daarmee komen we bij het vierde en laatste idee waarop het liberalisme rust, namelijk het vooruitgangsgeloof van liberalen. Dit geloof houdt in dat de maatschappelijke structuren, die zijn ontleend aan de ideeën van het liberalisme, vooruitgang mogelijk maken. Toegepast op deze crisis, zouden het daarmee individuele rechten zijn – zoals deze zijn vastgelegd in onze Grondwet en diverse mensenrechtenverdragen – die ervoor zorgt dat we met het behoud van onze menselijkheid door de huidige, moeilijke periode heen kunnen komen.

Mensenrechten als vangrail

Wat betekenen deze uitgangspunten in de praktijk van de Coronacrisis? Dat juist nu, bij moeilijke keuzes, de mensenrechten onze vangrail zijn. Natuurlijk is in tijden van Corona sprake van een noodsituatie en kunnen mensenrechtelijke verplichtingen tijdelijk worden opgeschort. Hiervoor zijn dan ook procedures voorzien in de belangrijkste verdragen. Desalniettemin dienen de doelen van mensenrechtenverdragen en de belangrijkste plichten die zij ons opleggen, ook in crisistijden leidend te zijn. Dit betekent dat nuttigheidsoverwegingen inzake de aanpak van deze crisis afgewogen moeten worden ten opzichte van de rechten van het individu. Aldus arriveren we bij de eerste kwestie: hoe gaan we in crisistijden om met de schaarse zorgmiddelen? Volgens de vier ideeën van het liberalisme kunnen maatschappelijke instituties niet als algemene regel bepaalde groepen voorrang geven bij de verdeling van schaarse zorgmiddelen, zoals recentelijk werd geopperd in de Volkskrant. Elk individu moet namelijk op gelijke voet met zijn medeburgers toegang hebben tot (acute) zorg - uiteraard in overleg met en onder de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid van de behandelend arts. Ook als, statistisch gezien, blijkt dat de zorgcapaciteit het beste wordt benut als gezonde of jongere mensen voorrang krijgen, kan men het individu daarom niet afrekenen op zulke cijfers. Het VN-verdrag Handicap, dat onder andere ouderen en personen met een zwakkere gezondheid betreft, benadrukt dan ook dat dergelijke keuzes, met betrekking tot leven en dood, zoveel mogelijk door het individu zélf moeten worden gemaakt. (Nogmaals: dit laat dus de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid van de behandelend arts onverlet.) Dus zelfs in perioden waarin mensenrechtelijke verplichtingen worden opgeschort, ontkomen we er niet aan om te blijven denken binnen het kader van individuele rechten. De staat heeft deze verplichtingen – zoals in het VN-verdrag Handicap – immers niet voor niets op zich genomen.

Individualisme in tijden van Corona

Als maatschappelijke instituties, zoals de staat, geen groepsbeleid kunnen voeren met betrekking tot zorgmiddelen, kunnen ze dan wel (doorgeschoten) individualistisch gedrag beperken? Uiteraard hebben alle maatregelen die tot nog toe genomen zijn om verdere verspreiding van het virus te voorkomen een afdoende juridische basis. Maar zijn dergelijke maatregelen ook aanvaardbaar in het licht van de vier ideeën waarop het liberalisme rust en de daaruit voortvloeiende mensenrechtelijke verplichtingen? Jazeker. Het derde idee van het liberalisme, de aandacht voor het individu, fundeert zowel de beperking van nuttigheidsoverwegingen bij het inzetten van de schaarse zorgcapaciteit als het beperken van onze bewegingsvrijheid. In dat laatste geval vervult de staat namelijk zijn rechtsstatelijke plicht om het individu – boven een bepaalde drempel van ernst – te beschermen tegen zijn medeburgers. De individuele benadering in de zorg en de beperking van het openbare leven ten bate van kwetsbare individuen zijn daarmee twee zijden van dezelfde liberale medaille.

Concluderend: Het politieke karakter van keuzes bij een crisis

Als maatschappij stellen we altijd prioriteiten – of het nu crisis is of niet. Daarom zijn mensenrechtenverdragen en de verplichtingen die hieruit voortvloeien voor onze rechtsstaat belangrijk; opdat bepaalde groepen of individuen niet al te vaak en al te systematisch het kind van de rekening zijn. Het VN-verdrag Handicap herinnert de maatschappij er momenteel aan dat ook ouderen en zwakkeren van gezondheid individuen zijn wier belang gelijkelijk moet worden meegewogen in een crisis. Men kan er bij schaarse zorgcapaciteit uiteindelijk wel voor kiezen om bijvoorbeeld jongeren systematisch te prioriteren, maar dit blijft een keuze. En hetzelfde geldt voor het nemen van maatregelen om verdere verspreiding van het virus te voorkomen. Afwijken van mensenrechtelijke verplichtingen is daarmee een door en door politieke afweging en niet te verantwoorden met een veronderstelde noodzaak. Concluderend is het dus niet zozeer de vraag of het liberalisme de Coronacrisis overleeft, maar of de wenken van de vier ideeën die het liberalisme schragen afdoende serieus genomen worden bij het maken van de moeilijke keuzes die voor ons liggen.

0 Comments

Add a comment